
Jurisprudentie
BG6436
Datum uitspraak2008-12-10
Datum gepubliceerd2008-12-10
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200801706/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-10
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200801706/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij onderscheiden besluiten van 20 maart 2006 heeft de commissie voor gebiedsaanwijzing in de provincie Friesland (hierna: de commissie) aan de artsen [appellant], [wederpartij A] en [wederpartij B] (hierna: [appellant] e.a.) op hun verzoek met ingang van 1 januari 2006 vergunningen voor onbepaalde tijd verleend als bedoeld in artikel 6, vijfde lid, van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening (hierna: de WOG) voor de uitoefening van de artsenijbereidkunst in de apotheek van de [arts] te [plaats], waarmee zij een gezamenlijke praktijk uitoefenen, in het gebied zoals aangegeven op de bij die besluiten behorende kaarten.
Uitspraak
200801706/1.
Datum uitspraak: 10 december 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant] en anderen, wonend te [woonplaats]
appellanten,
tegen de uitspraak in zaken nrs. 07/368, 07/369 en 07/370 van de rechtbank Leeuwarden van 30 januari 2008 in het geding tussen:
[appellant], [wederpartij A] en [wederpartij B]
en
de commissie voor gebiedsaanwijzing in de provincie Friesland.
1. Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 20 maart 2006 heeft de commissie voor gebiedsaanwijzing in de provincie Friesland (hierna: de commissie) aan de artsen [appellant], [wederpartij A] en [wederpartij B] (hierna: [appellant] e.a.) op hun verzoek met ingang van 1 januari 2006 vergunningen voor onbepaalde tijd verleend als bedoeld in artikel 6, vijfde lid, van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening (hierna: de WOG) voor de uitoefening van de artsenijbereidkunst in de apotheek van de [arts] te [plaats], waarmee zij een gezamenlijke praktijk uitoefenen, in het gebied zoals aangegeven op de bij die besluiten behorende kaarten.
Bij onderscheiden besluiten van 18 december 2006 heeft de commissie de door de apothekers [apotheker A], [apotheker B] en [apotheker C] (hierna: [apotheker A] e.a.) daartegen gemaakte bezwaren gegrond verklaard en vergunningen aan [appellant] e.a. verleend voor de uitoefening van de artsenijbereidkunst in het gebied zoals aangegeven op de bij die besluiten op bezwaar behorende kaarten.
Bij uitspraak van 30 januari 2008, verzonden op 31 januari 2008, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) de door [appellant] e.a. daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant] e.a. bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 maart 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 april 2008.
De commissie en [apotheker A] e.a. hebben een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaken ter zitting behandeld op 22 oktober 2008, waar [appellant] e.a., waarvan [appellant] in persoon en bijgestaan door mr. H.C.M. Hendriks, advocaat te Utrecht, en [apotheker A] e.a., vertegenwoordigd door mr. drs. R. Arends, advocaat te Surhuisterveen, zijn verschenen.
Tussen partijen zijn na zitting nog stukken gewisseld. Overeenkomstig het besprokene ter zitting is een tweede zitting achterwege gelaten.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 6, vijfde lid van de WOG, voor zover thans van belang, kan aan een arts, op zijn verzoek, door de bevoegde commissie, bedoeld in artikel 28, eerste lid, in het belang der geneesmiddelenvoorziening vergunning worden verleend de geneesmiddelen, ten behoeve der door hem behandelde patiënten voorgeschreven, in een apotheek van een apotheekhoudend arts met wie hij gezamenlijk de praktijk uitoefent, te bereiden en af te leveren, mits deze patiënten hun woonplaats in de zin van het Burgerlijk Wetboek hebben in het gebied, waarin deze apotheekhoudend arts bevoegd is tot het uitoefenen der artsenijbereidkunst.
2.2. De commissie hanteert bij de beoordeling van verzoeken om vergunning op grond van artikel 6 van de WOG - en ter invulling van de hiervoor weergegeven wettelijke doelstelling - de volgende uitgangspunten. Is de afstand tussen de (dichtstbijwonende) potentiële patiënt in het betrokken gebied en de apotheek 3,5 kilometer of minder, dan wordt de geneesmiddelenvoorziening vanuit de apotheek voldoende gewaarborgd geacht. Bij een afstand van 4,5 kilometer of meer, wordt de geneesmiddelenvoorziening vanuit de apotheek niet voldoende gewaarborgd geacht en komt de huisarts in beginsel in aanmerking voor een vergunning als bedoeld in artikel 6, vijfde lid, van de WOG. Ingeval de te overbruggen afstand ligt tussen de 3,5 en 4,5 kilometer spelen ook andere factoren, zoals in het bijzonder de bereikbaarheid per openbaar vervoer een rol.
2.3. In de onderscheiden besluiten van 18 december 2006 heeft de commissie vergunningen aan [appellant] e.a. verleend om geneesmiddelen te bereiden en af te leveren in de apotheek van [arts] te [plaats], waarmee zij gezamenlijk een praktijk uitoefenen, ten behoeve van patiënten in het gebied, zoals aangegeven op de bij deze besluiten behorende kaarten. Daarbij is de plaats Kimswerd niet vergund omdat deze volgens de commissie tot het verzorgingsgebied van apotheken uit Harlingen behoort.
2.4. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak, onder verwijzing naar haar uitspraak van dezelfde datum in zaak nr. 06/2474, overwogen dat zij niet inziet waarom de commissie niet het bestendig beleid met betrekking tot het afstandscriterium heeft mogen toepassen en dat niet is gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de commissie de plaats Kimswerd niet van het gebied waarop de vergunningen betrekking hebben, heeft mogen uitzonderen.
2.5. [appellant] e.a betogen dat de verleende vergunningen ten onrechte niet de plaats Kimswerd omvatten, dat zich bijzondere omstandigheden voordoen waarom de vergunningen daarop wel betrekking zouden dienen te hebben en dat de rechtbank dat heeft miskend. In dat verband voeren zij aan dat het door de commissie gevoerde beleid uitgaat van afstanden en dat bij het niet vergunnen van de plaats Kimswerd patiënten uit die plaats juist grotere afstanden moeten afleggen, aangezien ze eerst na een bezoek aan de huisarts in Witmarsum de voorgeschreven medicatie bij een apotheek in Harlingen kunnen verkrijgen.
Verder betogen [appellant] e.a. dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de WOG het oog heeft op een ander belang dan de patiëntenbelangen, namelijk dat van de geneesmiddelenvoorziening, waarbij het primaat van de apotheker voorop wordt gesteld. In dat verband voeren zij aan dat in de memorie van toelichting op de WOG herhaaldelijk wordt gesproken van het belang van de bevolking, waarmee patiënten worden bedoeld.
2.5.1. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat niet is gebleken van uitzonderlijke omstandigheden op grond waarvan de commissie de plaats Kimswerd niet had mogen uitzonderen van het gebied waarvoor de vergunningen van [appellant] e.a. gelden.
Niet in geschil is dat de afstand van het eerste woonhuis in de bebouwde kom van Kimswerd tot de dichtstbijzijnde apotheek in Harlingen minder dan 3,5 kilometer bedraagt en dat gelet op het afstandscriterium, zoals weergegeven in rechtsoverweging 2.2 de geneesmiddelenvoorziening vanuit die apotheek kan worden gewaarborgd. Het betoog dat zich een bijzondere omstandigheid voordoet omdat patiënten die in Kimswerd woonachtig zijn een langere afstand dienen af te leggen omdat ze eerst de huisarts dienen te bezoeken alvorens bij een apotheek medicatie te kunnen gaan halen is, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, geen bijzondere omstandigheid, omdat deze situatie niet verschilt van vele andere situaties op het platteland.
2.5.2. Het betoog dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de patiëntenbelangen in de WOG niet centraal zouden staan slaagt evenmin. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder andere in de uitspraak van 8 augustus 2007 in zaak nr. 200609401/1 blijkt uit de tekst van de WOG en de geschiedenis van haar totstandkoming dat aan deze wet de doelstelling ten grondslag ligt dat de geneesmiddelenvoorziening, in het belang van de volksgezondheid, in de eerste plaats door een apotheker dient te geschieden. In de gevallen waarin die voorziening door een apotheker niet of niet voldoende is gewaarborgd, kan het belang van de geneesmiddelenvoorziening vereisen dat een arts vergunning wordt verleend ten behoeve van het uitoefenen van de artsenijbereidkunst.
Gelet hierop ligt het primaat van de geneesmiddelenvoorziening bij de apothekers. In de WOG en de in dat kader door de commissie ter invulling van haar beoordelingsvrijheid gevoerde beleid is slechts de afstand tussen de woonplaats van een potentiële patiënt en de plaats waar de apotheek is gevestigd van belang. Indien potentiële patiënten een arts hebben die in een andere plaats is gevestigd dan hun woonplaats en de plaats van vestiging van de apotheek en daardoor grotere afstanden moeten afleggen om zowel de huisarts als een apotheek te bezoeken, is dat op de eerste plaats een gevolg van het hebben van een arts in een andere plaats dan de woonplaats.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak;
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. T.M.A. Claessens en mr. C.W. Mouton, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.A.M.J. Graat, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink w.g. Graat
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 december 2008
307.